Dit rechthoekige gebouw met een zakkendrager als windvaan, gebouwd in 1725, was het gildehuis van de zakkendragers. Als een schip de stad binnenvoer, werd de klok van het pand geluid, waarop de zakkendragers naar hun gildehuis snelden om werk te krijgen. Daar werden hun namen op zogeheten smakborden geschreven. Vervolgens moesten de lieden dobbelen – ‘smakken’ – om te bepalen wie het werk mocht oppakken. Wie de hoogste ogen gooide, mocht aan de slag, en haastte zich richting de graanschepen. De overgebleven werklui konden bij slecht weer plaatsnemen in de wachtruimte, waar ze hun oren gespitst hielden op een nieuwe klingel van de bel.
Op de eerste verdieping van het Zakkendragershuisje is een gildekamer te vinden. Hier werd de administratie gedaan en bewaarde men geld, kasboeken en andere zaken in de zogeheten gildekist. De rest van de eerste verdieping doet tegenwoordig dienst als eetzaal voor het naastgelegen café Sjiek. De tweede verdieping en de zolder waren tijdens de jeneverbloei een opslag- en werkruimte.